De periode 1793-1847

Ouverture : Schoten in 1792

Na het overlijden van Jan Baptist Cornelissen de Weymsbrouck op 31 januari 1792 deed zijn zoon Frans Peter voor de laatste keer het leenverhef van de heerlijkheid Schoten in mei van hetzelfde jaar.[1] Jan Baptist had een succesvol leven achter de rug. Als telg uit een rijk koopmansgeslacht (° 1703) studeerde hij rechten en timmerde nadien verder aan de naam en faam van de familie door zakelijk succes en een aantal stedelijke ambten in Antwerpen op te nemen. Niet verwonderlijk dus dat hij en zijn vader in 1733 werden geadeld, wat weer uitzicht gaf op verdere sociale promotie. In 1750 verwierf hij de heerlijkheid Schoten, één van zijn talrijke eigendommen. Uit zijn twee huwelijken kreeg hij negen kinderen maar slechts drie zouden hem overleven. Frans Peter (°1744) huwde met Maria-Theresia De Man en zij schonk hem een dochter die in 1791 in het huwelijk trad met Frans Jozef Ullens waardoor deze familie haar intrede deed in Schoten. [2]

De feodale heer van Schoten moest wel zijn macht delen want al 600 jaar was de helft van de heerlijkheid in handen van de abdij van Villers, lokaal vertegenwoordigd dan door provisor Henry Du Bois die resideerde in het Schotenhof. Gezamenlijk bestuurden ze het dorp via hun vertrouwelingen in de schepenbank, doorgaans rijkere pachters, en de door hen aangestelde functionarissen. De prerogatieven van die macht gaven dikwijls aanleiding tot conflicten tussen beide feodale eigenaars en resulteerden in talrijke juridische geschillen. [3]

Het dorp van Schoten en Horst was een boerengemeenschap van elfhonderd zielen, deels geconcentreerd in de dorpskom, maar verder verspreid over dertig vierkante kilometer. De wegen waren rudimentair met hier en daar een afwatering en voor het grootste deel onbegaanbaar bij slechte weersomstandigheden. Nogal wat houten bruggetjes waren in slechte staat en moesten voortdurend opgekalefaterd worden. Buiten een dorpsschooltje en een pomp ontbraken alle openbare voorzieningen. Een groot deel van de bevolking was arm en nog een groter deel analfabeet. Zeker in tijden van slechte oogst en hoge voedselprijzen was ellende alomtegenwoordig. De oogst was slecht geweest en de prijs van rogge was in 1792 met 27 procent gestegen tegenover het voorgaande jaar. [4]

Het contrast met de lusthoven of zomerverblijven van rijke Antwerpse burgers en (lagere) adel kon moeilijk groter zijn. Door die aanwezigheid verdienden wel een aantal gespecialiseerde vakmensen hun brood in Schoten. [5]

Afbeelding : Het kasteel van Schoten, lusthof toenmalig gekend als ‘Hof van Schetz’

De standenmaatschappij van het Ancien Regime was, in de woorden van Albert Camus, ‘eerder gericht op genade dan op gerechtigheid’. Volgens de godsdiensttelling van 1786 gingen alle 797 inwoners ouder dan 12 jaar ter communie in de parochiekerk van St.-Cordula. [6] Pastoor Adriaan Van Hoof was een man van aanzien in zijn parochie. Met de pastoor belanden we bij een derde belangrijke belanghebbende in Schoten. Sinds 1268 kwam het recht om de pastoor te benoemen toe aan het O.L.-Vrouw kapittel, in 1559 overgegaan op het kathedraalkapittel met de oprichting van het bisdom Antwerpen. Hierdoor werd het kapittel een aanzienlijke tiendenheffer in de heerlijkheid, nog uitgebreid met een bijkomende aankoop van tiendenrecht in 1281. Door de twee transacties inde het kapittel de volledige tienden op het deel van de wereldlijke heer en een derde van de tienden op het deel van de provisorij van Villers. [7]

Veel leek voorbestemd om de vertrouwde gang der zaken te volgen. Maar drie jaar eerder was in Parijs de Franse Revolutie uitgebroken en al op het einde van het jaar 1792 stonden Franse troepen in Schoten, aangespoord door de leuze ‘oorlog aan de kastelen, vrede aan de hutten’. Een proces van politieke vernieuwing werd hierdoor onstuitbaar ingezet dat het traditionele verband tussen (dubbel)heerlijkheid, dorp en parochie fundamenteel zou verbreken.

lees meer


[1] RAA, FAU, pak 52.

[2] R. Baetens, 1982, pp.15-16, 263.

[3] RAA, FAU, passim.

[4] RAA, OGA 133.

[5] R. Baetens, 1982, p. 171.

[6] C. Bruneel, 1998, p. 25.

[7] P. Goetschalckx, 1978, dl. III, p. 24-38.