V.3 Het onderwijs

De Franse revolutionair Georges Danton betoogde: “Brood en onderwijs zijn de twee basisbehoeften van de mens”. [1] Danton liet zelf het leven onder de guillotine tijdens het schrikbewind van Robespierre in 1794.

Afbeelding : Georges Danton (en volgelingen) worden geguillotineerd

Armoede en honger bleven echter een structureel onderdeel van het leven en het principe van onderwijs voor iedereen werd na de verburgerlijking van de revolutie van de agenda geschrapt. Niet alleen omdat de middelen daartoe ontbraken, vooral omdat de nieuwe machthebbers geen boodschap hadden aan een sociaal egalitarisme. [2] De Franse Revolutie was gemaakt door de rijke burgerij die zich uitgesloten zag van de hoogste functies en het daarmee gepaarde prestige. Napoléon schertste daarover : “ Qu’est-ce qui a fait la révolution ? La vanité. La liberté n’a été qu’un prétexte. “ [3] Het analfabetisme was bijzonder hoog. Uit de rollen van de octrooibelasting kan men afleiden dat nagenoeg 65 procent van de bevolking niet kon schrijven. Weinig verwonderlijk bestaat er een perfecte correlatie tussen het betalen van belastingen en de kunde om zijn of haar naam te schrijven, zoals bijgevoegde grafiek weergeeft.

Grafiek :

Enkele randbemerkingen moeten wel worden gemaakt. Er zijn geen gegevens bekend over de groep die geen octrooibelasting betaalde. Het percentage analfabetisme werd hier (arbitrair) geraamd op 85 procent. Het betreft ook een fiscale bron, een materie waar mensen niet geneigd zijn om de meeste openheid te geven. In strikte zin gaat het enkel over de familiehoofden zonder aanduiding van de bekwaamheid van de andere gezinsleden. Niet onbelangrijk, het gaat om mensen die niet kunnen schrijven wat enige marge toelaat over de inschatting van het lezende vermogen. Ondanks deze nuanceringen blijft het verband tussen ongeletterdheid en armoede stevig overeind. Opvallend is toch wel dat ook de middengroep één derde analfabeten telt.

Op het vlak van onderwijs veranderde er dus bitter weinig op het terrein. Pas met de Schoolwet van 1842 zou er beweging komen in deze materie. De sociale impact van onderwijs kan moeilijk overschat worden en de organisatie ervan gaf dan ook aanleiding tot hevige politieke debatten en een schoolstrijd in de negentiende eeuw.

In hoofdstuk III.4. Het financiële beheer van de gemeente in de periode 1830-1848 werd het onderwijs toegelicht in het kader van de gemeentelijke begroting. Een deel van die tekst wordt hier (zonder voetnoten) opnieuw weergegeven.

De onderwijswet van 1842 voorzag in het recht op lager onderwijs voor elk kind tussen 7 en 14 jaar. Daardoor werd het gemeentebestuur verplicht om te voorzien in de nodige schoolinfrastructuur én om de onderwijzer te vergoeden voor leerlingen die het leergeld niet konden betalen. Van oudsher bestond er een dorpsschool naast de kerk waar nu de Openbare Bibliotheek gevestigd is en waarvan de gemeente de kosten droeg. Zo werd in 1833-1834 de school volledig herbouwd voor een bedrag van 1.410 franken en opnieuw in de jaren 1851-1852. Zoals in vele dorpen nam de koster ook de taak van onderwijzer op zich en kreeg hiervoor een basisvergoeding. In Schoten werden deze functies ingevuld door de familie Mannekens. Tussen 1794 en 1818 was dat vader Christiaan Mannekens die tot 1865 werd opgevolgd door zijn zoon Peter J.. Waar vader Mannekens zich in de Franse Tijd – en bovendien zeer onregelmatig – nog tevreden moest stellen met een gemeentelijke toelage van circa 45 franken, liep dit voor zijn zoon op tot bijna het driedubbele. Dit werd vanuit de gemeente aangevuld met gratis wonen en vergoedingen voor het luiden van de politieklok en het opwinden van de kerkklok, de twee laatste nog eens goed voor ongeveer 50 franken per jaar. P.J. Goetschalckx meldt voor het jaar 1839 een jaarwedde van 170 franken wat nagenoeg overeenkomt met de gemeenterekening. Daarnaast ontving de onderwijzer per leerling een door de ouders betaald leergeld van vijf stuivers of 53 centiemen per maand. Dat laatste gedeelte was erg variabel omdat, zoals Goetschalckx vermeldt, afhankelijk van het seizoen het aantal leerlingen binnen het jaar schommelde tussen 99 kinderen in de zomer en 190 in de winter. Onder invloed van de wet van 1842 en versterkt door de economische crisis in de tweede helft van de jaren veertig liepen de kosten voor het onderwijs op tot 627 franken in 1848. In het daaropvolgende decennium bleven de kosten toenemen door de groei van de bevolking waardoor het gemeentebestuur in 1860 besliste het aantal rechthebbenden te beperken tot 160. Nochtans kwam de provincie al relatief aanzienlijk tussen met een subsidie voor het lager onderwijs sinds het midden van de jaren 40.  Eén en ander wijst erop dat de besturende klasse, gerekruteerd uit een 50-tal gemeentelijke cijnskiezers, de fundamentele kracht van de bevolkingsgroei niet kon of wilde onderkennen. Zo kan men ook lezen in het jaarverslag over 1847 dat de aangroei van de bevolking veroorzaakt werd door ‘voornamelijk onbemiddelden omwille van het gedurig bouwen van klijne geringe woningen’. Oorzaak en gevolg werden blijkbaar omgedraaid.

In de jaren dertig van de negentiende eeuw bestond in Schoten nog een ander schoolinitiatief dat geleid werd door Frans J. Mannekens, broer van de onderwijzer-koster. Zoals elders was het de bedoeling een ‘franschvlaemsch pensionnaat’ in te richten. Goetschalckx meldt blijkbaar met enig leedvermaak dat ‘veel bijval nochtans, schijnt het, genoot die tweede school niet, daar het hoogst getal inwonende leerlingen welke zij bezat, slechts zes en dat der uitwonende, in den zomer, maar 11 en, in den winter, 15 beliep. Ook bestond zij betrekkelijk korten tijd, namelijk tot in 1840, wanneer haar bestuurder secretaris werd der gemeente.

De Vlaamse cultuurfilosoof Mark Heirman schrijft: ” In de 19de eeuw was de wereld rijp voor een nooit geziene uitbreiding van het onderwijsbestel. Gesuggereerd door de filosofen van de Verlichting opdat het ‘licht van de wetenschap de hele wereld zou verlichten’, op gang getrokken en mogelijk gemaakt door de Industriële Revolutie en afgedwongen door de sociale en politieke revoluties van de moderne tijd, heeft de stille onderwijsrevolutie allicht nog de grootste invloed gehad op het wel en wee van de 20ste eeuw. “ [4]

lees verder


[1] C. Bruneel, 1989, p.131.

[2] C. Bruneel, 1989, pp. 43-44.

[3] http://www .canalacademie .com/La-noblesse-d-Empire-5-7.html

[4] M. Heirman, 2006, p. 100.