Door het besluit van 12 juni 1795 werden alle oude functies opgeheven, toch blijven de meiers Melchior Mertens en Hendrik Peys nog in functie tot april 1797 en belast met politionele functies in het dorp. Zij ontvangen hiervoor gezamenlijk een vergoeding van 12 gulden per maand, aanzienlijk minder dan een ‘agent municipal’ die in de overgangsperiode 35 gulden per maand opstrijkt. [121] Het verwondert dus niet dat de functie van meier werd gecombineerd met een andere economische activiteit zoals herbergier in het geval van Melchior Mertens. Voor een korte periode volgde de timmerman Matthijs Mertens (RAA/OGA 48/rekening 1797) hen op tot aan zijn overlijden. Uiteraard zag ook de kantonale afdeling van de marée chaussée en de commissaris van het kanton toe op de openbare orde. In het najaar van 1797 wordt J. Van Bredael aangesteld als eerste Schotense veldwachter met een maandelijks loon van 17,5 gulden courant. De gemeente stond ook in voor de kosten van zijn kledij. In 1812 is L. Swagers veldwachter met een jaarloon van 475 frank (262 gulden).
Een even belangrijke figuur in het dorp was de rendant, later de collecteur der belastingen genoemd. In 1792 was dat Peter Van Cantfort, tevens bakker/herbergier en woonachtig in de dorpskern. Hij behield zijn rol zeker tot in 1801, met een korte onderbreking in 1796-1797. In die periode komt hij in moeilijkheden met de toezichthoudende overheid over de afrekeningen van de woelige jaren 1793-1795. Veel wijst erop dat een normale administratie onmogelijk was in die jaren van opeisingen, onduidelijke belastingshervormingen, moeilijke belastingsinning en economische malaise. Uit een samenvatting van 10 juli 1797 blijkt dat Van Cantfort nog nagenoeg 1.935 gulden courant zou moeten doorstorten om de rekeningen te laten kloppen. Hij was ook nog een bedrag in assignaten verschuldigd maar daar maalde niemand meer om aangezien die uit circulatie waren genomen. In zijn verweerschrift stelt Van Cantfort dat dit geld er niet meer is door een combinatie van factoren en dat de eigenlijke rekening zelfs oploopt met nog eens bijkomend 1.149 gulden wat het totaal brengt op 3.084 gulden. In een nauwkeurige afrekening weerlegt hij de eis tot betaling en zijn uitleg wordt als voldoende beschouwd. Dit alles wordt vastgelegd in een officiële akte verleden voor Nicolaas De Bie op datum van 16 januari 1798 en is voor de gemeente getekend door Jan Baptist Mollar in zijn functie van agent, Gerard Besseleers als gewezen agent, Cornelis Jacobs en Jacobus Mols als gewezen schepenen en dit in het bijzijn van P.J. Van Sweden die door het kanton was aangewezen om deze liquidatie uit te voeren. [122] Mols en Jacobs bleken figuren met autoriteit in deze overgangsperiode. Deze zaak zou nog een staartje krijgen maar daarop komen we later terug bij de behandeling van het financiële beheer van de gemeente. In de jaren 1796 en 1797 wordt de taak van ontvanger vervuld door respectievelijk Cornelis Blok, pachter op de List en de Ekerse notaris Jacobus Mertens na de omvorming tot kantonale municipaliteit. De zoon van de laatste, Jan Mertens zal hem ook nog een korte tijd opvolgen. Blijkbaar was er in die periode toch een probleem van notoriteit en zeer zeker continuïteit want ook deze rekening van 1796 werd naast de leiding van het municipaal bestuur mee ondertekend door Frans P. Cornelissen en Frans J. Ullens. In het jaar V (22 september 1797- 21 september 1798) is Van Cantfort terug aangesteld als ontvanger van de grondbelastingen en hij geeft volledige rekenschap van de rekeningen over het jaar VIII (23 september 1799 – 22 september 1800) aan burgemeester Dehaen. [123] Voor het jaar IX neemt Jan Lindekens en F. Dehaen, zoon van de burgemeester, voor het jaar XI de functie van ontvanger waar. [124] Vanaf 1803 tot aan het einde van de Franse periode is de Fransman Nicolas Bienvenu ‘receveur municipale’ van Schoten, Sint-Job-in-‘t Goor en ’s Gravenwezel. [125] Hier ontstaat eigenlijk de functie van de gemeenteontvanger. In tegenstelling tot een aantal van zijn collega’s/landgenoten zal hij niet meevluchten met de Franse troepen. In 1816 is hij nog tewerkgesteld in het stadhuis van Antwerpen en van 1819 tot 1824 zal hij weer gemeenteontvanger worden in Lichtaart. [126]
Secretaris was eveneens een functie die van oudsher bestond. Gezien de specifieke structuur van dubbelheerlijkheid had Schoten zelfs twee secretarissen, één aangesteld door Villers en de andere door de wereldlijke heer van Schoten. Op het einde van het Ancien Regime zijn dat respectievelijk Nicolaas De Bie en Cornelis Dillis. Zeker de eerste bleef erg betrokken bij het reilen en zeilen van het dorp gedurende de Franse periode. Door de archieven verschijnt het beeld van een man met veel gevoel voor verantwoordelijkheid die zoveel als mogelijk wilde meewerken aan een goede gang van zaken, geen eenvoudige opdracht overigens. Geschat op een persoonlijk vermogen tussen de 10.000 en 16.000 gulden behoorde hij als plaatselijk notaris tot de gegoede burgers van Schoten. Reden ook waarom hij in de verplichte heffing van 8 brumaire III 1.169 gulden en in de gedwongen lening van het jaar IV nog eens 200 gulden moest bijdragen. Samen met zijn collega Dillis zou hij ook meer dan 3.600 gulden voorschieten aan het dorpsbestuur in de periode 1794-1795, geld dat hij nooit zou terugzien.[127] Vanaf 1796 bekleedde hij geen officiële functies meer tot hij in 1800 toetrad tot de gemeenteraad en dit tot op hoge leeftijd. Zijn zoon Cornelis zou later in zijn voetstappen treden als notaris, gemeenteraadslid en schepen.
De eerste gemeentesecretaris nieuwe stijl, de voormalige municipale agent Jan Baptist Mollar, treedt in functie na 1800.[128] Met het verdwijnen van burgemeester Michiel Dehaen moet ook hij de baan ruimen voor Gerard Besseleers [129] die gemeentesecretaris zal blijven tot in 1840. [130] In 1812 verdiende Besseleers 400 frank (220,50 gulden courant) per jaar en kreeg hij ook een tussenkomst van 50 frank (27,56 gulden courant) voor het ter beschikking stellen van lokalen als ‘maison commune’. [131]
[121] RAA/OGA 48.
[122] RAA/OGA 48.
[123] RAA/OGA 48.
[124] GADC, BVW 1800 en 1802.
[125] GADC, BVW 1803, GR 1812 en PAA, reeks 598/1.
[126] PAA, reeks 598/465.
[127] RAA/PA/Reeks A 21/15 en 24/7.
[128] RAA/ OGA 150.
[129] GADC, BVW 1805.
[130] GADC, GR 1840.
[131] GADC, GR 1812.