Gemeentelijk ontvanger Bienvenue liet verstek gaan in de loop van het najaar van 1813 en werd opgevolgd door C. Mertens.[9] De daaropvolgende jaren zou Mertens meermaals aangespoord worden om van zijn voorganger een ontbrekend kassaldo van 338,65 frank te vorderen. Hoewel het Franse bewind de praktijk van de persoonlijke waarborg van gemeenteontvangers instelde [10], was dit fonds blijkbaar niet aanspreekbaar in deze overgangsperiode. In 1818 wordt na veel onduidelijkheid en getouwtrek tussen gemeentebestuur, arrondissementscommissaris en Bestendige Deputatie uiteindelijk een oplossing gevonden door de nieuwe ontvanger Karel Dehaen.[11] Deze Dehaen, niet te verwarren met de vroegere burgemeester, woonde te Antwerpen [12] en was tevens ontvanger te Wijnegem. [13] In 1819 wordt Karel Dehaen opnieuw aangeduid als gemeenteontvanger door de Bestendige Deputatie. De gemeenteraad had in de aanbevelingsprocedure ook twee Schotenaren naar voor geschoven. Peter Jozef Verhaert, zoon van Lenaart Verhaert uit de Kopstraat, genoot hierbij de voorkeur door de uitdrukkelijke aanbeveling als ‘jeune homme fort capable et très estimé dans la commune. Il estimment de pouvoir fournir la caution exigé (sic)’. [14] Die persoonlijke waarborg was onder het Hollandse bewind voor een gemeente als Schoten opgetrokken tot 300 florijnen. [15] Hendrik Emsten, als tweede kandidaat uit Schoten, kreeg geen verdere commentaar in de lijst van kandidaten. Met een aanslag van het gezin Emsten van 4,12 frank in de octrooibelasting van het jaar XII [16] mag men veronderstellen dat de vereiste waarborg een onoverkomelijk probleem stelde.
Ondanks de benoeming van Karel Dehaen is het Joannes Baptist Ramij die de rekening van 1819 opmaakt. [17] Ramij zal gemeenteontvanger blijven tot hij in 1850 zijn ontslag indient en wordt opgevolgd door Lodewijk Jacobs. [18] Van 1819 tot 1825 fungeerde Ramij ook als ontvanger in Wijnegem. [19] De gemeenteontvanger had recht op een vergoeding van 4 procent op de geïnde sommen.
Eerder schreven we al dat L. Swagers niet later dan 1812 tot veldwachter in Schoten was benoemd en in functie zou blijven tot 1817. Hij wordt dan vervangen door Jacob Bossaers. Als men dat zo mag stellen werd hij bijgestaan door koster-onderwijzer Christiaan Mannekens die verantwoordelijk was voor het dagelijks luiden van de politieklok en het opwinden van het gemeentelijke uurwerk. Op week- en zaterdagen werd de klok geluid om 22 uur, signaal dat de herbergen moesten sluiten. Op zondag gebeurde dat een uur later. Voor deze beide taken ontving Mannekens een jaarlijkse vergoeding van 75 Franse frank (35,4 florijnen).[20]
Uiterlijk in 1812 is er ook een bode werkzaam in gemeentedienst, G.L. Van Bredael. In het turbulente jaar 1814 wordt hij bijgestaan door ene Peter Dewandelaer als ‘messager extra-ordinaire’. Van Bredael wordt in 1827 opgevolgd door Antoon Gaillard. [21]
[9] GADC, GR 1813.
[10] PAA, Reeks 598/1.
[11] GADC, GR 1817-1818.
[12] PAA, Reeks 598/766.
[13] GADC, GR. 1818.
[14] PAA, reeks 598/ 766.
[15] PAA, reeks 598/ 766.
[16] RAA/OGA 165/1.
[17] GADC, GR 1819.
[18] PAA, reeks 598/768.
[19] PAA, reeks 598/ 966.
[20] GADC, GR 1812, 1817.
[21] GADC, GR 1812, 1814, 1827.