Tijdens de eerste periode na de Belgische Omwenteling verzekeren slechts een handvol mensen het bestuur van de gemeente. Tussen 1830 en 1847 slaagde burgemeester Florent Ullens erin om het beheer naar zich toe te trekken. Ouderdomsdeken Jan Mertens krijgt als schepen weer de bovenhand op Cornelis De Bie die aftreedt in november 1830. In zijn functie wordt hij opgevolgd door Frans Mannekens, zoon van koster Mannekens. Na de gemeenteraadsverkiezingen sinds de uitvaardiging van de gemeentewet in 1836 treden twee nieuwe schepenen op de voorgrond, Christiaan Van Santvlliet en toch weer Cornelis De Bie. De laatste zal echter opnieuw aftreden en de fakkel doorgeven aan Peter Verrijcken. Verrijcken, een gefortuneerde landbouwer, zou een lange ononderbroken schepencarrière tegemoet gaan tot aan zijn dood in 1869. Van Santvliet wordt in 1848 na zijn overlijden vervangen door J. Jacobs.
Zolang de situatie rond de citadel van Antwerpen niet gepacificeerd is, blijft de veiligheid een absolute prioriteit voor het nieuwe bestuur. Er moet tevens een detachement van het Franse leger gelegerd en onderhouden worden in de dorpsschool. De schade daaraan blijkt achteraf aanzienlijk. In 1832 breekt in de deplorabele toestand opnieuw cholera uit en het gemeentebestuur moet de nodige maatregelen nemen.
Ondanks een aantal buitengewone kosten slaagt het bestuur erin om de belastingen te verlagen en tegen 1841 zelfs een spaarreserve aan te leggen t.b.v. 4.050 frank, zowat het equivalent van éénmaal de jaarlijkse uitgaven. Men trekt ook budgetten uit om de ‘viering van de dagen van september’ luister bij te zetten, aangevuld met zitpenningen voor de deelname van het gemeentebestuur daaraan . Een praktijk die men had overgehouden aan de feestelijkheden ter ere van Napoléon.
Initiatieven vanwege de nationale overheid op het vlak van onderwijs en wegeninfrastructuur kleuren vanaf 1842 diepgaand het gemeentelijke beleid, zoals verder staat toegelicht in het hoofdstuk III.5. Het financiële beheer van de gemeente.
Vanaf 1843 begint het spaak te lopen tussen burgemeester Florent Ullens en andere leden van het gemeentebestuur. Een opeenstapeling van conflicten over eigendommen, die opborrelde naar aanleiding van de wettelijke verplichting om gemeenteplannen op te maken, verzuurde de relatie. De overheid legde deze verplichting op om tot een gestructureerde aanpak te komen van de wegenaanleg alsook om door de verkoop van gemeentelijke gronden de nodige fondsen voor deze openbare werken bijeen te brengen. De kwestie ging zelfs terug tot de openbare verkoop van kerkelijke goederen tijdens de Franse Tijd.[1] Op bepaald moment moet zelfs de arrondissementscommissaris tussen komen om een aantal spelregels te bepalen tussen burgemeester en bestuur. Ook de oudere broer van de burgemeester, Frans Pancratius, wordt in het dispuut betrokken door een aantijging dat hij fondsen voor het armenbestuur had achtergehouden in 1837. Hoewel die beschuldiging als ruim laat zou kunnen beschouwd worden[2], was ze niet onterecht. In 1847 zullen Frans Pancratius en het armenbestuur van Schoten een schikking treffen.[3] De kwestie escaleert verder en Florent Ullens dient op 2/12/1847 zijn ontslag als burgemeester in.[4] Over de toedracht van één en ander blijft het gissen aangezien de arrondissementscommissaris opteert voor een mondelinge briefing aan de gouverneur. Charles Ridder van Praet, getrouwd met Rosalie Ullens (een verre nicht van), wordt voorgedragen als nieuwe burgemeester om het vertrouwen te herstellen binnen de gemeenteraad.
[1] Zie I.6, I.7 en I.8 op de website.
[2] R. Baetens, 1982, p. 43.
[3] RAA, FAU pak 145.
[4] PAA, reeks 603/3415.